Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want het is ons genoeg, dat wij [8]den voorgaande tijd des levens [9]der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en [10]gruwelijke afgoderijen; 8. Namelijk die onze bekering in onze onwetendheid voorgegaan is. 9. Dat is, hoewel wij Joden waren nochtans geleefd hebben naar de gewoonte of lusten der heidenen, waar wij onder woonden; niet dat de apostel zelf juist zo geleefd had, maar hij spreekt zo bij een wijze van spreken, die communicatie wordt genoemd. 10. Of ongeoorloofd, onbehoorlijk. Dit wordt daar niet bij gedaan als of er enige afgoderij ware, die niet gruwelijk of ongeoorloofd is; maar om uit te drukken de afgrijselijkheid der afgoderij, waartoe de Joden zich van de heidenen, waar zij onder woonden, ook dikwijls lieten verleiden om hun te behagen.